Basisinkomen als begrip
Het basisinkomen is als begrip belangrijk. Wanneer we als maatschappij het geld introduceren, maken we het onmogelijk om te leven voor diegenen die niet over voldoende geld kunnen beschikken, om welke redenen dan ook. Volgens mij is het dan een fundamentalistische, materialistische benadering dat iedereen een hoeveelheid geld zou moeten krijgen vanuit de overheid.
Het gaat er volgens mij om dat iedereen over een basisinkomen moet kunnen beschikken. Vervolgens is de vraag op welke wijze hij of zij aan dat basisinkomen komt. Mensen die onvoldoende in staat zijn om in hun basisinkomen te voorzien, moeten daarbij vanuit de maatschappij geholpen worden. Dat kan bijvoorbeeld ook doordat ze een baan wordt aangeboden, wanneer ze wel willen en kunnen werken, maar de positie niet hebben om dat te kunnen realiseren.
Juist de discussie over het basisinkomen kan ons brengen op de noodzaak dat arbeid en inkomen eigenlijk gescheiden moeten zijn. De arbeidsvraag: “waar kan ik het beste mijn arbeid inzetten?”, is een economische vraag. Het inkomensvraagstuk is een rechtsvraag. Is het rechtvaardig dat sommige mensen niet kunnen beschikken over een basisinkomen?
De vraag naar een basisinkomen is net zo relevant als de vraag naar de juiste prijs. Het antwoord is echter in beide gevallen niet een getal, maar een proces waarlangs oplossingen moeten worden gevonden in situaties, waar zo’n basisinkomen ontbreekt . Aan de basis van deze processen ligt dan de sociale hoofdwet ten grondslag:
Het zal een gemeenschap van mensen beter vergaan, naarmate de enkeling zijn behoefte niet bevredigt uit zijn eigen prestaties, maar uit prestaties van anderen. Dat wil zeggen naarmate hij zelf minder opeist van de resultaten van zijn arbeid en deze meer ter beschikking stelt aan anderen.
Dat beschikbaar stellen aan anderen kan de basis vormen van een basisinkomen voor diegenen die dat niet verkrijgen. Uiteraard moet dan wel met de werkelijkheid gerekend worden. Een gemeenschap die geen prestaties verricht heeft ook niets te verdelen voor een basisinkomen van de leden.
Het denken over een basisinkomen vraagt daarom verdieping in het denken over waarde-vorming en over de werking van geld in de maatschappij. Daarbij kan men de begrippen koopgeld, leengeld en schenkgeld niet ontberen.
- Koopgeld wordt gebruikt als tegenprestatie, wanneer iemand iets gepresteerd heeft voor een ander. De waarde van zo’n prestatie wordt uitgedrukt in deze tegenwaarde, wanneer een kooptransactie plaatsvindt.
- Leengeld staat voor de waarde van een tegoed dat iemand ter beschikking krijgt om het mogelijk te maken te investeren in toekomstige waarde-vorming. Deze toekomstige waarde-vorming maakt het mogelijk om een lening af te lossen, eventueel met rente.
- Schenkgeld staat voor een tegoed dat iemand ter beschikking krijgt, dat hij vrij mag besteden. Maatschappelijk gezien maakt schenkgeld ontwikkelingen mogelijk van mensen en van organisaties.
Door de introductie van deze begrippen kan de vraag gesteld worden in hoeverre een basisinkomen uit koop-, leen- of schenkgeld dient te bestaan? Daardoor kunnen we dichter bij de werkelijkheid terechtkomen.
Wanneer iemand producten in de aanbieding heeft die behoeftes van mensen kunnen vervullen, heeft hij vooral; behoefte aan koopgeld.
Wanneer iemand in een situatie verkeert dat hij plannen heeft voor de toekomst, waarbij investeringen noodzakelijk zijn en die uitmonden in het produceren van waardevolle zaken, dan heeft zo iemand leengeld nodig.
Wanneer iemand zich wil en kan ontwikkelen en daardoor niet in staat is om te werken of te investeren, dan heeft zo iemand schenkgeld nodig.
Door het bovenstaande kunnen we zien dat het menselijk gezien niet klopt, wanneer iedereen op dezelfde wijze een basisinkomen verwerft. Dor discussie over het begrip basisinkomen kunnen we wakker worden voor de noden die er zijn onder de mensen.
Door het invoeren van de begrippen koopgeld, leengeld en schenkgeld kunnen we die noden differentiëren naar verschillende kwaliteiten.
Door een goede waarneming van de situatie waarin mensen zich bevinden kunnen we oordeelsvermogen ontwikkelen voor die situaties. Dat moet helpen om passende oplossingen te vinden. Oplossingen die divers zullen zijn, maar steeds weer toewerken naar een situatie waarin mensen een basisinkomen kunnen besteden. Zo’n basisinkomen is naar mijn inzicht noodzakelijk om als volwaardige mens te kunnen deelnemen aan de maatschappij. Dat wil ook zeggen dat je in staat zult zijn om een passende tegenwaarde te geven voor de prestaties die vanuit de maatschappij naar je toekomen. Dan kan ook het vraagstuk rond ‘de juiste prijs’ actueel worden.
De juiste prijs is het bedrag waardoor iemand in staat wordt gesteld om een geleverde prestatie nogmaals te leveren.
Ook voor de juiste prijs geldt geen vast bedrag. Het gaat er om dat de tegenwaarde die je geeft voor een prestatie geen oorzaak kan zijn voor uitbuiting. Eigenlijk kun je de begrippen van een basisinkomen ook plakken op de juiste prijs. De persoon die de prestatie heeft geleverd moet die persoonlijk ontvangen. Het bedrag moet onvoorwaardelijk zijn en moet hoog genoeg zijn om eenzelfde prestatie nogmaals te kunnen leveren.
Jan JC Saal
November 2019